Verschillende klassen van geneesmiddelen
Een geneesmiddel, dat ook gekend is als een medicijn of farmacon, voorkomt, geneest of verzacht (symptomen van) een ziekte, of hiermee krijgt de patiënt een onmisbare stof voor het lichaam toegediend. De medicijnen hebben een divers oorsprong en benaming. Een geneesmiddel is vrij of enkel op voorschrift verkrijgbaar. Voor elk medicijn geldt echter dat de arts of apotheker moet weten welke andere medicijnen, vitaminen of supplementen de patiënt reeds neemt omdat deze soms bepaalde effecten versterken of verlagen of (ernstige) bijwerkingen kunnen optreden.
Klassen van geneesmiddelen
Een geneesmiddel behoort tot één of meer klassen van geneesmiddelen. Een klasse van geneesmiddelen is een groep van geneesmiddelen dat iets gemeen heeft. Zo zijn de geneesmiddelen bijvoorbeeld gerelateerd door hun chemische structuur, hebben ze een gelijkaardige werkwijze of zet de patiënt deze in voor hetzelfde beoogde effect.
Enkele voorbeelden van deze klassen omvatten:
- 5-alfa-reductaseremmers
- ACE-remmers
- alfa-adrenergische agonisten
- angiotensine II receptor antagonisten
- antibiotica
- anticholinergica
- antidepressiva
- anti-epileptica
- antihistaminica
- anti-kankermedicijnen (chemotherapie)
- antimycotica
- antipsychotica
- antistollingsmiddelen
- antivirale medicijnen
- benzodiazepine
- bètablokkers
- bisfosfonaten
- chemotherapie
- cholinergica
- decongestiva
- diuretica
- dopamineagonisten
- fibraten
- glucocorticoïde receptor modulator
- hartglycoside
- incretinemimetica
- kalmeringsmedicijnen
- pijnstillers
- protonpompremmers
- renine-remmers
- selectieve serotonineheropnameremmers
- serotonerge medicatie
- statines
Benaming geneesmiddel
Een geneesmiddel heeft veelal verschillende namen. Meestal bestaat een generieke naam (= stofnaam) voor een geneesmiddel plus één of meer merknamen. Generieke namen voor geneesmiddelen zijn verschillend van land tot land. Zo is paracetamol goed gekend, maar in Amerika bijvoorbeeld heet dit "acetaminophen". Farmaceutische bedrijven kiezen daarnaast voor de merknamen van hun producten. De merknamen zijn meestal makkelijker om te onthouden dan de generieke naam.
Indicatie medicatie
- Voor het voorkomen van (complicaties van) ziekten bestaat zogenaamde "profylaxe of preventieve medicatie".
- Ziekten genezen met medicatie is ook mogelijk. Hierbij is sprake van een curatieve of oorzakelijke behandeling.
- Geneesmiddelen vervangen ook bepaalde stoffen in het lichaam wanneer het lichaam deze niet meer of onvoldoende kan aanmaken. Dank maar aan bijvoorbeeld insuline bij diabetes (suikerziekte) of schildklierhormonen bij een schildklieraandoening. Deze vorm van therapie is gekend als "substitutietherapie".
- Tot slot verzachten medicijnen (symptomen van) ziekten. De patiënt krijgt met andere woorden een symptomatische behandeling.
Oorsprong medicijnen
Een medicijn kent een plantaardige, dierlijke, synthetische en biotechnologische oorsprong. Bij een plantaardige oorsprong valt bijvoorbeeld te denken aan digitalis (vingerhoedskruid), wat een hartversterkend geneesmiddel is. Insuline werd vroeger gemaakt van varkens, maar nu is dit synthetisch gemaakt. Scheikundige stoffen maken een medicijn met synthetische oorsprong (bijvoorbeeld aspirine). Dankzij micro-organismen zijn diverse geneesmiddelen aan te maken, denk maar aan vaccins waarbij bacteriën en gisten gebruikt zijn.
Bijsluiter medicijn
Bij een geneesmiddel krijgt de patiënt steeds een bijsluiter mee. Dit gedrukt papiertje zit bijgevoegd in de verpakking van geneesmiddelen. Hierop staat algemene informatie omtrent de samenstelling, de werking, de wijze van toediening, indicaties, contra-indicaties, de dosering en de bijwerkingen. Bijsluiters zijn over het algemeen ook digitaal te raadplegen via bijvoorbeeld:
- BCFI (België): http://www.bcfi.be/nl/start
- E-compendium (België): http://www.e-compendium.be/
- Geneesmiddeleninformatiebank (Nederland): http://www.cbg-meb.nl/geneesmiddeleninformatiebank